Live projects debat 21.9.16

community-engagement-in-kolensporen

Een toeschouwer op de locatie, foto @Frank Vanden Ecker

Op 23 September 2016 vond er een debat plaats rond Live projects onder enkele docenten en studenten op de locatie van het Live Project Kolensporen. Deelnemers waren Jo Berben,
Peggy Winkels, Nicolas Coeckelberghs, Jo Broekx, Jan Vanweert, Oswald Devisch, Liesbeth Huybrechts, Dirk Osinga, Femke Verheyen, Soukaina Azdud, Anne-Leen Winters, Shannen Crijns, Carolyn Beliën en Peter Karmo.

Docent Peter Princen gaf een introductie tot Live projects in het algemeen, om dan in te zoemen op de specifieke aanpak van de faculteit in de afgelopen twee jaar (Hoepertingen en Kolensporen). De groep werd geconfronteerd met een aantal provocatieve stellingen. Deze stellingen namen achtereenvolgens het perspectief in van de student, de faculteit en de professionele architect:

  1. Voor de student architectuur gaan Live Projects niet over ‘het leren bouwen’, maar over het verwerven van vaardigheden, kennis en attitudes die essentieel zijn voor de architect in de huidige (participatie-)samenleving door de directe interactie met concrete actoren, gemeenschappen en materialen. Deze competenties kan een student niet verwerven in de conventionele academische ontwerpstudio.

De deelnemers vonden het belangrijk dat ze tijdens het live project een vooronderzoek konden voeren in de omgeving en zelf actief met mensen aan de slag konden gaan om een aantal vragen, kansen en uitdagingen te formuleren. Ze gaven ook aan dat ze met een ander, maar inspirerend type ontwerpproces geconfronteerd werden. Door gedurende het Live project iteratief te prototypen met materialen op de site volg je niet meer de klassieke volgorde van het tekenen van een plan om vervolgens te bouwen. Om dit live prototypen optimaal te verkennen moet er evenwel nog meer nagedacht worden over flexibele materalen die gemakkelijk af te breken en terug op te bouwen zijn. Er bestond discussie of het essentieel was of er materieel gewerkt wordt: kan het ook een scenario, visie of dienst zijn? Sommige deelnemers vonden van wel, om ook het proces meer in de verf te zetten. Andere deelnemers vonden het juist een meerwaarde dat de methodologie van het materiële prototypen helemaal uitgediept en geëxploreerd werd. Er werd gesuggereerd om in de materiaalkeuze dan ook helemaal in te gaan op circulaire systemen: materialencirkels (aarde, gips), maar ook sociale cirkels (als iemand zich een tijdelijke constructie eigen maakt, is het dan ook circulair?). Er werd ook gewezen op een mogelijk gevaar om in een soort van “Live project” esthetiek te vervallen. Dat kan vermeden worden door bedachtzaam met materiaal en esthetiek om te springen.

De deelnemers gaven aan dat Live projects een ander soort van beperkingen met zich meebrengen die leerzaam zijn. We zijn veel meer aangewezen op de aanwezige skills van studenten (wie weet iets van daken, wie is sociaal etc.). Ook de locatie en de aanwezige menselijke en materiële resources beperken het proces. Verder, in het werken op locatie en met een gemeenschap komt expliciet de vraag bovendrijven of het architecturale ontwerp wel nodig is, een vraag die in een artificiële studio-opzet vaak achterwege blijft. Die beperkingen werken inspirerend indien de aanwezige resources en skills goed in kaart gebracht worden. Zo is het Live project team vorig jaar begonnen met bibliotheken aan te leggen: materialen bibliotheken van lokaal beschikbare materialen en bibliotheken van betrokken actoren en hun vaardigheden. Deze zijn beschikbaar voor het ontwerpteam en de betrokkenen ter inspiratie en om er nieuwe verbanden in aan te brengen.

De drie principes die belangrijk geacht werden in Live projects – met name vooronderzoek met actoren, live prototypen en werken met beperkingen – maken ook dat er nood is aan tijd om aan Live projects te besteden. Dat wil zeggen dat het project op zijn minst 2 weken deel moet uitmaken van het reguliere curriculum, liefst langer (bv de duur van een studio) of geschakeld wordt met andere opdrachten gedurende het jaar en met de Living Labs van de onderzoeksgroepen (bv dit jaar met De Andere Markt) zodat daar al delen van het onderzoek kunnen gebeuren (bv materiaalonderzoek, locatie, actoren etc.). Indien er maar 1 live project zich ontwikkelt per jaar, ging de voorkeur – zeker bij de studenten –  uit naar de master omdat het project veel vaardigheden (bv onderzoekende, sociale, ontwerpmatige,…) vergt van de student die de bachelor overstijgen.

  1. Voor de faculteit Architectuur en Kunst belichamen Live Projects haar missie met de nadruk op maatschappelijke verantwoordelijkheid, praktijk en reflectie – en daarmee ook het motto van de UHasselt: ‘knowledge in action’.  Live Projects  zijn in internationaal perspectief een benchmark in het architectuuronderwijs om als  faculteit sociale verantwoordelijkheid op te nemen en verbondenheid te creëren met de regio in het algemeen en lokale gemeenschappen in het bijzonder. 

Het Live project van de Faculteit Architectuur van de UHasselt wil streven naar maatschappelijk engagement, niet kleurloos zijn, maar dingen, debatten en netwerken in beweging zetten. De deelnemers vinden dat we in die oefening gerust ambitieuzer mogen zijn en nog meer het nationale en internationale netwerk meenemen en laten weten waarmee we bezig zijn. Lokaal breng je dat debat op gang door artefacten te maken die met een conflict omgaan (in plaats van uit de weg te gaan), statements maken en debat op gang brengen. Dat maatschappelijk debat moet je bovendien niet enkel lokaal, maar op internationaal niveau voeren. De discussie in Kolensporen over hoe architectuur nieuwe economieën kan verkennen en in beweging zetten, overstijgt lokale grenzen.

Het opzetten van een Live Project bureau binnen de faculteit maakt het mogelijk om die netwerken niet enkel binnen een project, maar langzaam maar zeker op te bouwen over projecten heen en daar de publieke (bv lokale werkplaatsen met materialen) en private lokale (bv. architectenbureau’s) en bovenlokale sector (bv. Internationale onderwijs en onderzoekspartners) partner in te maken. De deelnemers gaven ook aan dat het wenselijk is dat dit bureau een budget kan beheren dat het mogelijk maakt het “boyscout” gehalte te overstijgen. Het is goed dat je gebruik maakt van lokale resources, menen ze, maar voor een aantal basis behoeften moet je zelf kunnen instaan.

  1. Voor de professionele architect vormen Live Projects geen concurrentie.  Ze vormen een leeromgeving voor zowel de academische als de professionele wereld. Ze verschaffen inzicht in en ruimte voor reflectie over belevingsgerelateerde, technische, ethische, sociale en culturele gevolgen van ontwerpbeslissingen, wat niet haalbaar is in de professionele architectuurpraktijk. 

Live projects zijn een verrijking van de praktijk, menen alle deelnemers. Het heeft echter geen zin om ze ten opzichte van elkaar te plaatsen. De professionele architectuurpraktijk in Vlaanderen is veel participatiever dan tien jaar geleden met meer vrijheden en een meer experimenteel karakter. Live projects kunnen een aanvulling vormen op die praktijk door de keuze van proces en output. Door met Live expliciet te kiezen voor het tijdelijke karakter, het nadruk leggen op een cyclus van het materiaal maak je duidelijk dat de constructies dienen om architecturale vraagstukken te onderzoeken, te verkennen, ermee te experimenteren, midden in de maatschappij. Wat er daarna mee gebeurt, is dan sterk afhankelijk van de mogelijkheden van de materialen, het ontwerp en de lokale gemeenschap om een nieuw/hernieuwd leven toe te laten.

Meer informatie over de afgelopen en lopende Live projects:

Kolensporen:

http://www.future-is-today.be/category/kolensporen/

https://www.flickr.com/photos/liesbit/albums/72157674089126846

 

Hoepertingen:

http://www.future-is-today.be/category/t-hoeperthingske/

https://www.flickr.com/photos/liesbit/albums/72157658652896991